De nieuwe opleiding Klinische Technologie sluit geheel aan bij de ontwikkelingen in de zorg. Dit jaar studeerden de eerste tien masterstudenten af aan de TU Delft. Zij gaan de medische wereld veranderen. Technologie is niet meer weg te denken uit het ziekenhuis. Alle medische gegevens worden digitaal gemonitord, chirurgen opereren met robots, en IC’s en OK’s hangen van medische technologie aan elkaar. ´Maar hoe die techniek precies werkt, dat weten de meeste artsen niet´, zegt hoogleraar gynaecoloog en medeoprichter van de studie Frank Willem Jansen schertsend.
Studenten Klinische Technologie krijgen een technische opleiding werktuigbouwkunde én een de opleiding geneeskunde, inclusief coschappen. Alleen de medische vakken farmacologie en psychiatrie krijgen deze studenten niet. Als ze de spieren leren, leren ze tegelijkertijd biomechanica. De opdrachten die ze tijdens hun coschappen krijgen, zijn ook van technische aard. Bijvoorbeeld: ontwerp een tangetje voor deze chirurgische ingreep. ‘Het is een pittige studie, met als gevolg dat ze voor 80 procent arts zijn en voor 80 procent ingenieur’, zegt Jansen.
Nederland als koploper
Dat er technologen moesten komen met een stevige medische basis, is bekend. Daarom richtte de TU Delft, samen met het LUMC en het Erasmus MC, de opleiding Klinische Technologie op. Daarmee zijn ze de tweede, in navolging op de Universiteit Twente die al langer de opleiding technische geneeskunde heeft. Deze twee zijn samen uniek in de wereld. ‘We zijn als Nederland echt koploper’, aldus Jansen. ‘Er is grote interesse in het buitenland. De universiteit van Taiwan wil de hele opleiding al copy pasten en ook Harvard en MIT kijken met belangstelling toe.’
De klinisch technologen zijn volgens Jansen onmisbaar in de geneeskunde van de toekomst. ‘Zij kunnen geneeskunde en techniek aan elkaar koppelen. Ze begrijpen de ingenieurs, weten welke technieken er zijn, maar weten ook wat een arts nodig heeft en kennen de medische praktijk.’
Het meest sprekende voorbeeld komt uit zijn eigen praktijk als chirurgisch gynaecoloog. ‘Als arts weet ik dat 3D-printen bestaat en dat het me zou kunnen helpen met operaties. Als we een baarmoeder zouden kunnen scannen en printen, zou het me helpen bij de voorbereiding van de operatie. Maar hoe dat precies kan en werkt en wat de beperkingen zijn, weet ik niet. Een klinisch technoloog weet dat wel. En anders dan een “gewone” ingenieur, weet de klinisch technoloog ook precies waar de bloedvaten zitten. Hij of zij weet of ik beter kan snijden of beter kan branden en kent de risico’s van de operatie. Aan een ingenieur ben ik vier woorden kwijt, een klinisch technoloog begrijpt mij in één woord.’
Jansen omschrijft de studenten als ‘creatieve procesdenkers’. ‘Artsen zijn probleemoplossers. Ze zien een patiënt met een klacht en zoeken naar de oplossing. Klinisch technologen worden opgeleid als ingenieurs en dus als procesdenkers. Bij een klinisch probleem bekijken ze ook het hele proces dat vooraf ging aan de klacht en het proces van behandelen’, zegt Jansen.
Eerste klinisch technologen aan het werk
Jaarlijks kunnen honderd studenten starten met de opleiding in Delft. Daar gaat een stevige selectie aan vooraf. ‘Er staan zo’n vijfhonderd studenten in de rij, maar we kunnen er in verband met beperkte coschap-capaciteit maar honderd toelaten’, vertelt Jansen. Afgelopen najaar studeerden de eerste tien studenten af van de master. Deze klinisch technologen hebben allemaal een baan gevonden. Binnenkort volgen er nog tien en daarna verwacht Jansen een jaarlijkse uitstroom van zo’n honderd afgestudeerden.
Door Sterre ten Houte de Lange, Zorgvisie 22 februari 2021
Foto: Damian / stock.adobe.com